Het was niets, zei ze eerst. Ze dook weg en ze kon me niet vertellen wat het wel was. Gelukkig hebben we met Luisterkind alle tijd en ik nam die ook terwijl ik bij haar ging zitten. Het duurde en het duurde, we keken uit over het water en de boten voeren voorbij. De een na de ander.
En langzaam aan ging ze weer rechtop zitten. Ze pakte mijn hand, ze wilde zich niet alleen voelen.
De tranen begonnen te stromen en ik trok haar tegen me aan. Ze voelde zich dat moment geborgen en ik voelde hoe ze zuchtte en zuchtte.
De woorden waren nauwelijks hoorbaar, ik moest het nog een keer vragen. Ze schokschouderde terwijl ze haar zin nog een keer herhaalde; ‘Ik ben gepest, ze vinden me lelijk.’
Ga dat maar eens zeggen, ga dat maar hardop uitspreken. Ga daar maar eens aan beginnen, want alle woorden blijven resoneren… ik ben lelijk… ze pesten me … ik ben lelijk. Maar deze dappere jongedame deed het, en de opluchting kwam met de volgende zucht mee.
En toen het uitgesproken was konden we er over praten. Er ontstond ruimte toen ze me vertelde wat ze er van vond en hoe ze er mee om wilde gaan. In alle rust bespraken we de mogelijkheden. Geen klok, geen volgende afspraak, maar alle tijd samen.
Ze ontdekte wat ze er aan wilde veranderen, hoe ze het tij kon keren. Ze had er hulp bij nodig en die zou ze ook gaan vragen. Dat anderen haar lelijk vonden zei nog niets over hoe zij zichzelf mocht zien. Dat anderen vonden dat ze haar konden pesten, bracht een mooie eigenschap in haar naar boven; mededogen tegenover de pesters. Ze steeg er bovenuit en kon het verdriet loslaten.
En toen we elkaar in de energie gedag zeiden voelde ze zich een heel ander mens. Haar kracht was weer terug.
Tijd om te leven, tijd om zichzelf weer te zien… zo mooi als ze is!
* lees ook ‘Hallo, ik wil je graag leren kennen!’
Ik werd gepest, ik ben lelijk!