Er wordt vaak gedacht dat een boek schrijven heel makkelijk gaat. Dat het een kwestie van woorden op papier zetten is, en dat het dan vanzelf een boek wordt. Gewoon opschrijven en laten printen of drukken. Toch steekt het wel iets anders in elkaar.
Iedere schrijver heeft ook een eigen manier van schrijven. Ik heb wel eens opgezocht of er een vaste route was. Eerst dit en dan dat, of via een bepaald bruggetje of weet ik veel wat nog meer. Maar ik kwam er lezende achter dat iedere schrijver daar een eigen weg in gevonden heeft. De één maakt moodboards en werkt ieder karakter, die in het boek van belang is, helemaal uit, de ander deelt de hoofdstukken al helemaal in. De volgende start en ziet wel waar hij uit gaat komen.
De een schrijft iedere dag zoveel woorden, of werkt met een deadline, heeft vaste schrijfuren of schrijft alleen als het goed voelt.
En zo werkt ieder op een eigen manier. Wat we volgens mij bijna allemaal wel doen. is gewoon eerst het verhaal vertellen, opschrijven wat je wilt zeggen. En dat daarna pas het bouwen komt. Dat bouwen vind ik zelf altijd heel erg leuk, maar zover ben ik nog niet. Ik ben nog aan het opschrijven. Iedere keer weer stukjes erbij. Ik heb nu wel volledig de lijn gevonden wat ik de lezer mee wil geven. Daar ben ik al heel blij mee.
Een boek over ongewild kinderloos zijn… dat kan op zoveel manieren ingestoken worden. Mijn vraag aan mezelf was dan ook wat ik met het boek wilde? Wilde ik mijn verhaal vertellen, wilde ik het verhaal van de vijftig vrouwen die er aan meewerken vertellen? Wat wilde ik met dit boek?
Ik ben gestart met schrijven en gooide weer hele stukken weg. Dat mag, dat hoort er voor mij gewoon bij. Het is echt puzzelen, voelen wanneer de jas me het beste past. Pagina’s vol, om daarna weer op de delete knop te drukken en de mooie stukjes over te houden. Dat hoort er nou eenmaal bij, wil ik uitkomen op dat gevoel dat het echt helemaal goed is.
En ik ben, zo de afgelopen maanden, erachter gekomen. dat ik het boek wil schrijven voor alle ‘partijen’. Ik vond het saai om alleen mijn verhaal te schrijven, en wil dan ook meer body geven aan het geheel. Ik heb in mijn eigen levensverhaal op het gebied van kinderen willen hebben, veel begrip gehad voor de mensen om me heen die wel kinderen kregen. En zij hadden gelukkig ook veel begrip voor mij.
Het is echt een kwestie van samenwerken, door iedere partij en dat wordt de hoofdlijn in mijn boek.
Het boek is voor de vrouw die ongewild kinderloos is gebleven, maar ook voor een zus, een vriendin, een moeder, een collega, een vader, een schoonzus, een broer, een buurvrouw en een vriend die in hun nabijheid iemand kennen die ongewild kinderloos is.
Hoe werkt dat nou bijvoorbeeld in emoties en handelingen en reacties en gevoelens? Hoe kan je als vrouw zonder kinderen je plekje in de wereld vol kinderen weer vinden? Hoe kan je – als de omgeving van deze vrouw – samenwerken met haar, zodat het voor iedereen een fijne relatie blijft?
De vorm heb ik. Die voelt me goed. Het schrijven, met dit in mijn achterhoofd, gaat ook gestaag vooruit. Ik ben geen schrijver die uren aan uren achter elkaar zit te tikken. Ik moet tussen een paar regels door weer eens heen en weer lopen, koffie drinken, even wat ander werk doen, even weer nadenken en voelen en dan pak ik het weer op. Zo ongeveer is mijn schrijfritme.
2016 is van start. Ik heb met mezelf afgesproken om dit boek dit jaar af te hebben en ook mijn uitgever kijkt naar het laatste kwartaal van dit jaar. Het boek is uiteraard pas klaar als het klaar is, maar een beetje deadline vind ik altijd wel lekker werken.
Mijn agenda laat de aankomende weken heel veel schrijftijd zien, dus ik ga er verder induiken. Nog even een kop thee inschenken en dan weer verder tikken. Ieder uurtje telt en ieder uur brengt een heel nieuw boek dichterbij!