Ik zag hem staan, langs de weg. Zo jong was hij niet meer. Ik schatte hem zo rond de zestig jaar. Het was tijdens de spitsuren altijd een redelijk drukke weg en ik vond de plek waar hij stond niet echt handig gekozen.
Hij viel daar amper op, zo bij de grote woonhuizen met flinke opritten en geparkeerde auto’s langs de weg. Ik kwam net terug uit de stad en toen ik hem met zijn duim omhoog zag staan, keek ik even kort in mijn achteruitkijkspiegel of het wel verantwoord was om te stoppen, en stuurde vervolgens mijn auto naar de kant.
Toen de man naar me toe kwam, zag ik dat hij redelijk mank liep. Hij haalde een papiertje uit zijn jaszak en stak het door het raam wat ik had laten zakken. AZC stond er op. Daar woon ik vlakbij, dus ik nodigde hem uit om mee te rijden. Hij stapte in, we gaven elkaar een hand en stelden ons voor. Hij herhaalde mijn naam wel vier vijf keer, met zijn handen als dankjewel gevouwen en zijn hoofd buigend. Aansluitend trok hij zijn broekspijp omhoog en liet me een ingetaped been zien.
Ik zette de rit voort en al snel kwamen we er achter dat we elkaar met woorden niet konden verstaan. Vier vijf woorden Duits, hij sprak zelf Turks. Op de vraag hoe zijn Engels was schudde hij zijn hoofd, hij vroeg hoe mijn Grieks was en daar moest ik ‘nee’ op zeggen.
Onderweg herhaalde hij mijn naam nog met regelmaat en iedere keer boog hij zijn hoofd als dankjewel voor deze rit. Het was niet zo ver rijden en we brabbelden met veel moeite en plezier tegen elkaar aan.
Tot ik vlakbij het AZC een enorme lachbui kreeg. De man keek me aan. Ik hikte en slikte en zei hem in half Engels, Duits en Nederlands door elkaar heen, dat we het heel gezellig hadden in de auto, maar dat we elkaar totaal niet verstonden. En dat dat dus ook niet nodig was, dat het samenzijn al goed was.
En ik weet zeker dat hij echt niet verstond wat ik zei, daar was namelijk door mijn lachen geen touw aan vast te knopen. Maar de energie die er bij mijn lachbui vrijkwam, maakte dat hij voor 100% begreep wat ik zei. En hij knikte en lachte open en vrij mee. Wat een vrolijk moment!
Bij het AZC aangekomen pakte hij mijn hand en gaf er een kus op. We knikten naar elkaar en hij stapte uit met allemaal dankwoorden. Ik keerde de auto. Hij bleef staan en zwaaide naar me tot ik uit het zicht verdween.
Het geheel had nog geen tien minuten geduurd, maar wat een positieve energie overdracht was hier geweest. Twee mensen uit totaal verschillende werelddelen die in een kleine ruimte zoveel plezier hadden gehad.
Een maand later reden mijn man en ik op dezelfde weg en in een flits zag ik hem weer staan. Bijna op dezelfde plek. We waren hem al gepasseerd en het was te druk om te stoppen. Ik glimlachte. Dit was zijn manier om op en neer naar de stad te liften. Papiertje in zijn zak met AZC erop. Kijken bij wie hij nu in de auto kon stappen. En op dat moment vouwde ik mijn handen en boog mijn hoofd en zei in mezelf ‘Dankjewel, dankjewel voor dat fijne moment samen in de auto!’