Als ik de keuken in kom, staat ze daar. Haar haren verward, haar ogen rood van het huilen. Ze kijkt me aan en steekt haar hand op, die wel een wasbeurt kan gebruiken.
Ik loop naar haar toe en bij iedere stap dat ik dichter bij haar kom, zie ik hoe ze verlangt naar de aanraking, de omhelzing, als ze maar even bij me mag en kan zijn. Ze kan zich bijna niet inhouden om naar me toe te lopen. Als ik bij haar ben, door mijn knieën ga en mijn armen om haar heen sla, drukt ze zich stevig tegen me aan. Zo zijn we even een moment volledig samen in deze energie. Ik wrijf zachtjes over haar rug.
Ik voel hoe ze rustiger wordt.
Dan zucht ze nog een keer heel diep en maakt ze zich los uit haar veilige omhelzing.
‘Mag ik je wat laten zien, Diana?’
Ik knik. Ze draait zich om en loopt richting keukendeur.
Ik sta op en loop het vierjarig meisje achterna. In de deuropening blijft ze staan.
Ze veegt haar haren uit haar gezicht, ze bekijkt haar handen die vies en zwart zijn. Ze zucht nog een keer en dan stapt ze naar buiten. Het lijkt haar moeilijk te vallen om de drempel over te gaan. Net of ze even alle moed bijeen moest rapen om die stap naar buiten te zetten.
Ik ga ook naar buiten en dan staan we in de tuin.
Ze kijkt me aan en pakt mijn hand. We lopen de tuin door en ik zie dat er overal kuiltjes gegraven zijn. Kleine kuiltjes, in de grond, in de aarde. Ik heb zo het vermoeden dat dit meisje hier debet aan is geweest, gezien haar vieze handen.
De tuin lijkt langer te zijn dan ik op voorhand dacht. Hij is eindeloos lang en overal zie ik de kuiltjes. Het meisje is stil en blijft maar doorlopen, hand in hand met mij.
Dan komen we aan bij een houten hek. Het meisje stopt en gaat op de grond zitten. Ze tikt met haar hand naast haar, waar ik aansluitend plaatsneem.
Ze gaat met open handen net boven de grond langs en voelt met haar ogen dicht. Het lijkt of ze naar iets op zoek is. Dan stopt ze en legt haar handen op de grond. Ik zie haar knikken. Vervolgens begint ze met graven. Haar kleine vingers maken het begin van een nieuw kuiltje en dan graaft ze driftig verder met haar handjes. Het duurt drie, vier minuten en dan stopt ze. Grote tranen rollen over haar wangen.
Ik trek haar tegen me aan en til haar gezichtje omhoog.
‘Vertel me eens lieverd, zeg ik. Wat ben jij aan het doen en waarom wil je me dit laten zien?’ Ik veeg de tranen van haar wangen.
Het meisje kijkt me aan. ‘Ik wilde dat je dit zag, Diana’, snift ze nog na.
‘De wereld is op zoek, de volwassen mensen zijn op zoek… ze zoeken en zoeken maar, naar iets wat er niet lijkt te zijn! Net als ik hier aan het zoeken ben. Ik graaf en graaf, ik zoek en zoek… het lijkt eindeloos door te gaan bij de mensen. Net zoals hier de tuin eindeloos lang is.’
Ik knik. ‘Wat zijn de mensen aan het zoeken, lieverd?’ vraag ik.
‘Ze zoeken naar iets wat ze hadden, waar ze blij van werden, terug in de tijd, opgegaan in het verleden, weg. Ze zoeken naar hun kindergeluk. De druk is nu zo hoog, dat ze het niet meer aankunnen om volwassen te zijn. Ze moeten zo veel en menigeen verlangt weer zo sterk terug naar toen ze nog kind waren. Alles minder gecompliceerd, alles overzichtelijk, de druk minder hoog, lachen, springen, hinkelen, zingen… ‘
Ik knik en pak haar handjes vast.
‘Waarom ben jij aan het graven?’ vraag ik.
‘Ik zou de volwassen mensen weer zo graag hun geluk terug willen geven en daarom ben ik daar naar op zoek. Net zoals zoveel kindertjes met mij. Ze zoeken en doen hun best, ze zijn er in alle opzichten voor hun papa en mama, maar ze kunnen het geluk waar de ouder naar op zoek is, gewoon niet vinden!’
‘Och lieve schat,’ zeg ik en ik voel de tranen bij mezelf naar boven komen.
‘Zo lief dat jullie dat voor al die volwassen mensen willen zoeken, maar het is aan alle papa’s en mama’s zelf, om hun eigen geluk weer te vinden. Daar hoeven jullie als kindertjes niets aan te doen, moppie.’ Ik geef haar een kus en ze kijkt me aan en slaakt dan een diepe zucht.
‘Echt niet’, Diana?’ vraagt ze dan zachtjes.
‘Echt niet, lieve schat’, antwoord ik. ‘Daar zijn de papa’s en mama’s zelf verantwoordelijk voor. Jullie mogen fijn kind zijn en jullie eigen geluk ervaren en meenemen jullie eigen leven in!’
Het meisje kijkt me aan, haar ogen beginnen te stralen. Ze kijkt naar haar vieze handen.
‘Wil jij dan met mij mee, even mijn handen wassen, zodat ze weer schoon zijn? Ik hoef niet naar mijn geluk op zoek, ik heb mijn geluk in mijn hart zitten en als mijn handen schoon zijn, kan ik verder gaan met daarvan te genieten!’
Ik geef haar een grote glimlach en we staan op en lopen samen naar de keuken terug. Bij haar mag het verder stromen, menig volwassene mag het terugvinden. Op eigen kracht!
Gepubliceerd op www.nieuwetijdskind.com